De carbidlamp werd uitgevonden in 1892.
Ze werd gebruikt in de mijnen tot in de jaren 50.
In Halanzy en Musson gebruikte men ze tot de mijnen sloten.
Er zijn 2 delen:
● Het onderste deel is een calciumcarbidetank, de carburator
● Het bovenste deel is een watertank. Dit deel staat in verbinding met het onderste deel door een opening uitgerust met een naald; aan het andere uiteinde is er een kraantje om de waterstroom op de carbid te regelen.
Calciumcarbide lijkt op zeer harde grijs-witte stenen.
Door het contact met water vormt carbid een ontvlambaar gas: acetyleen.
Dit gas verlaat de onderste tank door een keramische opening (de acetyleentuit) en wordt dan aangestoken om licht te hebben.
Acetyleen geeft een zeer felle, geelachtige vlam en produceert veel warmte.
Het licht van deze lamp is vergelijkbaar met het licht van 20 kaarsen.

     ● Krachtige verlichting, goede sfeerverlichting, warme en aangename kleur.
     ● Lange werkingsduur (ongeveer 8 uren)
     ● Exothermische reactie, waardoor je jezelf warm kan houden
     ● Mogelijkheid om voedsel te verwarmen met de vlam
     ● Gemakkelijke en veilige inschatting van de energiereserve.
     ● Men kan de verlichting niet richten zoals bv. wel kan met een zaklamp 
     ● Gewicht
     ● Watervoorraad nodig
     ● De lamp kan gemakkelijk doven door wind of water
     ● Onaangename geur en gevoelig aan vochtigheid.
error: Content is protected !!